Academia.edu no longer supports Internet Explorer.
To browse Academia.edu and the wider internet faster and more securely, please take a few seconds to upgrade your browser.
2007, LIKONA jaarboek
…
8 pages
1 file
Weinig verstoort de rust van de wandelaar in het gave landschap van de Abeekvallei en het Stamprooierbroek, ankerplaats in het noordoosten van Belgisch-Limburg, tenzij soms de processierups, de geduchte behoeder van de leegte en de stilte die dit gebied kenmerken. Er is ook weinig in de mozaïek van weilanden, maïsakkers, bosjes, vennen en beken, in de Landschapsatlas omschreven als een 'gedegradeerde bocage', dat opvallend om aandacht vraagt. En toch herbergt dit gebied landschapselementen die op zich het resultaat zijn van heel gewone erosie-en sedimentatieprocessen, maar die zo vergankelijk en kwetsbaar zijn dat hun bewaring hen uitzonderlijk en uniek maakt. Zij zouden nog steeds onbekend en onvermoed gebleven zijn, ware het niet dat een aandachtige wandelaar oog kreeg voor enige onlogische variaties in de vochthuishouding van de bodem en het eraan gekoppelde microreliëf, en dat het Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen een instrument bood om deze in kaart te brengen. Meer was er niet nodig om de Werkgroep Geologie met spade, boor en meetlint aan het werk te krijgen om de aanvankelijk nog enigmatische structuren te onderzoeken en hun wordingsgeschiedenis na te gaan.
During the summer of 2011 a Malaisetrap was set up along a brackish ditch in the Jeronimuspolder in Sint-Laureins to make an inventory of invertebrates. On the banks of the ditch a lot of Scirpus maritimus L. grows and a salty meadow is bordering the ditch. A total of 150 species were identified, belonging to 18 insect and 5 spider families. Seven species are halophilous or halobiont, comprising Stratiomyidae (two species), Dolichopodidae (three species), Muscidae (one species) and Cicadellidae (one species). Four other species are not true halophilous, but tolerate high salt concentrations. Amongst the non-halophilous species there are habitat specialists of reed vegetations, marshes and oligotrophic grasslands. Therefore it is important to maintain the patchwork of micro(habitats) for the conservation of the invertebrate diversity in the studied area. The Malaise trap sampling provided the first observation in Belgium for two Muscidae : Helina maculipennis and Coenosia antennata, ...
1984
WL Rapporten, 2005
Onderzoeksrapporten agentschap Onroerend Erfgoed
Elewijt, Kastanjedreef 2018 pagina 2 van 133 COLOFON TITEL Elewijt, Kastanjedreef. De noordwestelijke rand van de vicus. Eindverslag van een toevalsvondst. REEKS Onderzoeksrapporten agentschap Onroerend Erfgoed nr. 218
2003
In opdracht van de Stuurgroep EVA II is de tweede evaluatiefase van het Nederlands schelpdiervisserijbeleid (EVA II) uitgevoerd. In deze studie zijn de belangrijkste ontwikkelingen in het Oosterschelde-gebied in kaart gebracht die van invloed zijn op de ontwikkeling van het kokkelbestand op de droogvallende platen en daarmee op de hoeveelheid scholeksters die in dit gebied kunnen overleven (scholeksters zijn in de Oosterschelde voor hun voedselbehoefte grotendeels afhankelijk van kokkels). Sinds de aanleg van de Stormvloedkering en compartimenteringsdammen eroderen de platen en slikken in de Oosterschelde, waarbij sediment uit de hooggelegen delen verdwijnt en beneden de laagwaterlijn wordt afgezet. Zonder drastische ingrepen zal dit proces op lange termijn (honderden jaren) ertoe leiden dat vrijwel het gehele intergetijdengebied van de Oosterschelde verandert in een ondiep sublitoraal gebied. Doordat de platen en slikken verlagen, neemt de tijd die deze gebieden droogvallen af, waa...
2007
zijn verschillende toneelstukken bewaard gebleven. Een aantal bevindt zich in het archief van de Haarlemse rederijkerskamer De Pellicanisten. De stukken worden nauwelijks meer gespeeld. Is dit terecht? Zijn er geen gezelschappen meer die dit toneelwerk willen opvoeren of is het werk van een te lage kwaliteit? Heeft het rederijkerstoneel ons nog iets te zeggen? Bij de overlevering van de rederijkersteksten, speelt de Haarlemse rederijkerskamer De Pellicanisten met het motto 'Trou Moet Blijcken' een belangrijke rol. In de bewaard gebleven archieven van deze kamer bevinden zich afschriften van vele rederijkersstukken die de kamer heeft opgevoerd. Eén ervan is het Esbatement van den Luijstervinck. Kramer constateert: 'van de ongeveer 600 rederijkerstoneelteksten die bewaard zijn gebleven, dragen zo'n tachtig de genrebenaming clucht of esbatement'. Van Bork omschrijft een esbatement als 'vermakelijk, niet hoogdravend, (rederijkers)toneel met een satirische inslag'. Hij plaatst een esbatement 'genretechnisch tussen het spel van zinne dat ernstiger en gekunstelder is, en de middeleeuwse klucht … die simpeler van structuur en humor is'. Als gemiddelde lengte van een esbatement houdt Van Bork circa 500 versregels aan. Het Esbatement van den Luijstervinck met 637 versregels komt hierbij aardig in de buurt. In een esbatement kunnen volgens Drewes ook allegorische elementen voorkomen, die er door de auteur bewust in verwerkt zijn, zoals in het Esbatement vant Gelt, waardoor het stuk dicht bij een spel van sinnen komt. Ook het Esbatement van den Appelboom is een voorbeeld van een allegorisch esbatement. In het Esbatement van den Luijstervinck komt wel een karakter voor dat afwijkt van de vijf andere rollen, maar deze 'luistervink' kan toch niet als een allegorisch personage gezien worden. Hij is veeleer een commentator op het vertoonde toneelspel.
Archeologie in Vlaanderen, 1999
Onderzoeksrapporten, 2014
2006
Inleiding 1.1 Vondstomstandigheden en context De site Capelakker (fig. 1: 1) te Brecht-Overbroek werd ontdekt in 1998 door infrastructuurwerken in een geplande sociale verkaveling aangevraagd door IGEAN (Intercommunale Grondbeleid en Expansie Antwerpen) 1. Het toenmalige Instituut voor het Archeologisch Patrimonium (IAP) kreeg de gelegenheid heel de te bebouwen oppervlakte van de verkaveling te onderzoeken, nog voor de percelen verkocht werden. Er werd in het totaal een oppervlakte van ongeveer 9000 m² gecontroleerd 2. Brecht kent van in de prehistorie een lange bewoningsgeschiedenis. Dit werd reeds aangetoond door de vele gekende archeologische vindplaatsen in de omgeving. Specifiek voor de periode van de metaaltijden, en in het bijzonder de ijzertijd, blijken in Brecht vele sites gekend te zijn. Vooral door archeologisch onderzoek de laatste 10 jaar wordt het beeld over de ijzertijd langs Belgische zijde van de Kempen ook duidelijker (fig. 1). Langs het Moordenaarsven 3 (fig. 1: 4), op het Thomas Heyveld 4 (fig. 1: 5-beide op 1300 tot 1000 m ten zuidwesten van de vindplaats) en langs de Melkweg 5 (gelegen op de grens tussen Brecht en Wuustwezel) zijn prehistorische sites aangetroffen. Maar ook op de Hoge Meerrijt (fig. 1: 3) en Lage Meerrijt (fig. 1: 2-op 1000 m ten noordwesten en westen van de vindplaats) zouden mogelijk prehistorische sites kunnen gelegen zijn 6. 1 De opgraving gebeurde onder leiding van R. Annaert met medewerking van R. Vanschoubroek en A. Willems. De opgravingsresultaten werden in 2004 verwerkt in een licentiaatsverhandeling van S. Gautier aan de Vrije Universiteit Brussel (promotor: M. De Bie).
Loading Preview
Sorry, preview is currently unavailable. You can download the paper by clicking the button above.
Tijdschrift Historische Kring Breukelen Issn 0922 1247 Jg 15 Nr 4 P 235 244, 2000
Onderzoeksrapporten agentschap Onroerend Erfgoed
Onderzoeksrapporten agentschap Onroerend Erfgoed
BMGN - Low Countries Historical Review, 2003
BMGN - Low Countries Historical Review, 2000
Onderzoeksrapporten agentschap Onroerend Erfgoed
Brussels Studies, 2016
Oud Utrecht Jg 70 Nr 2 P 38 41, 1997
Onderzoeksrapporten agentschap Onroerend Erfgoed
Onderzoeksrapporten agentschap Onroerend Erfgoed