Academia.edu no longer supports Internet Explorer.
To browse Academia.edu and the wider internet faster and more securely, please take a few seconds to upgrade your browser.
…
39 pages
1 file
AI-generated Abstract
Het artikelen biedt een overzicht van het Mesolithicum in Noord-Nederland, met nadruk op de vooruitgang in archeologisch onderzoek en veranderingen in landschapsgebruik door jager-verzamelaars. De auteurs bespreken belangrijke vindplaatsen, context van dateringen, en de rol van lokale ecologie en cultuur in de verschijning en variëteit van artefacten. De studie benadrukt ook de beperkingen van het beschikbare data en de implicaties daarvan voor het begrip van sociale organisaties en nederzettingsstrategieën tijdens deze periode.
Journal of Wetland Archaeology, 7, 2007, pp. 83-88, 2007
The 'mountains' in the western part of the Netherlands are no longer there. But at the end of the Pleistocene, the combined effects of river sedimentation and the aeolian reworking of these sediments created an undulating landscape with the highest riverdunes rising to some 10 m above the surrounding landscape. These dunes, or donken, protruded as islands within an increasingly flat landscape that developed during the early and middle Holocene as rising sea level led to the expansion of the North Sea and the retreat of the mouths of the rivers Meuse and Rhine, turning the former undulating landscape into a delta with extensive wetlands. Especially towards the end of the Mesolithic, and during the early phases of what was, on the higher and drier lands to the east, the Neolithic period, the donken became the refuges of hunter-gatherers.
The section, p. 14 Fauna, p.15 Discussion of some mollusc species, p. 20 The remaining fauna, p. 21 Flora, p. 21 General remarks, p. 21 Remarks on some plant species from the basal part of the Calais III Deposits, p. 23 Ecological indications of the plant material, p. 23 Conclusions, p. 26 Acknowledgements, p. 27 References, p. 27 By means of a study of flora, fauna and sediment from a section through Calais Deposits (Calais III) near Benthuizen the geological history of the region (during late Atlantic and early Subboreal) is reconstructed. Initially a transgression reached only the lowermost parts of the area, forming irregular basins with a brackish environment. Later the transgression made marine influences more important and the area became covered by tidal flats. With the following regression peat formation started and continued until the area was reclaimed. 12 Samenvatting In een tijdelijke ontsluiting ten oosten van Benthuizen (afb. 1) werd in mei 1978 een sektie opgemeten en gemonsterd (afb. 3). Het grootste deel daarvan wordt ingenomen door de Afzettingen van Calais III. Zowel met behulp van flora en fauna als het sediment werd het milieu gereconstrueerd. De plaats waar het profiel werd opgenomen werd door de eerste drie transgressiefasen van de Afzettingen van Calais bereikt. De eerste twee reikten niet ver landinwaarts zodat we daarvan in Benthuizen slechts perimariene afzettingen terugvinden (Afzettingen van Gorkum I en II, zie afb. 2). Het zoetwaterkarakter van deze afzettingen wordt bevestigd door de daarin aangetroffen plantenresten. Maar de derde fase reikte aanmerkelijk verder waarbij lagunaireen wadafzettingen (Afzettingen van Calais III) werden gevormd. De ondergrond waarover de transgressie plaatsvond vertoonde een vrij sterk reliëf (enkele decimeters tot meters) door de verschillende mate van klink van de venige en kleiige sedimenten. Daardoor werden eerst de diepste plaatsen overstroomd zodat een grillig patroon van brakwaterplasjes en-geultjes ontstond. In dit zeer rustige milieu groeiden zeegras en ruppia (tabel 6) en leefden mosdiertjes (Electra crustulenta) en o.a. de mollusken Hydrobia ventrosa, Littorina rudis f. tenebrosa en Cerastoderma glaucum (tabel 1). De sedimentatie was zeer langzaam, slechts klei in suspensie (via de rivieren aangevoerd) bereikte het gebied en daardoor is de concentratie van de fossielen zeer hoog (ongeveer 9.000 schelpen per kilo droog sediment, tabel 1 en 3, afb. 4). Door de voortschrijdende transgressie werd de zeespiegelstand hoger. De vrij geïsoleerde plasjes groeiden aaneen tot een groot brakwatergebied dat via twee grote geulen (een zuidelijke via Rijswijk, Nootdorp en Zoetermeer, een noordelijke via Katwijk, Leiden en Leiderdorp) in verbinding stond met de zee. De bestudeerde sektie lag ongeveer op de waterscheiding tussen de twee geulen. Door de geulen werd fijn zand aangevoerd. De waterbeweging werd sterker, het zoutgehalte werd iets hoger. Hierdoor verdween de karakteristieke Ruppia maritima, gingen de molluskensoorten die in de brakwaterplasjes leefden sterk achteruit en werden mariene molluskensoorten zoals Scrobicularia plana en Peringia ulvae wat algemener (tabel 1-3). Met het aangevoerde sediment werd het gebied langzaam opgehoogd en doordat de zeespiegelstijging steeds trager ging werd het water ondieper en brakker zodat de mariene fauna weer verdween en tenslotte slechts brakwaterostracoden zich wisten te handhaven (tabel 1 en 5). De isolatie van het gebied nam verder toe doordat de strandwallen langs de kust zich verder uitbreidden en tenslotte was het water zover verzoet dat opnieuw veengroei begon waardoor een dik pakket Hollandveen werd gevormd, dat later is afgegraven.
British Archaeological Reports International Series (1758). p 29-43, 2008
The aim of the present paper is to explore the nature of the Dutch Middle Neolithic flint axe depositions and interpret these on a cultural level. These axes associated with the Funnel Beaker Culture are often retrieved from waterlogged places either single or as part of multiple object hoards. By means of a metrical, micro-wear and spatial analysis it will be demonstrated that these objects are remnants of a highly structured phenomenon that was practiced throughout the research area.
Die Kunde , 2015
The Netherlands have always been at the periphery of important cultural, economic and socio cultural developments within Europe. With the exception of our 17th-century Golden Age we are not well-known for imaginative expressions of art and certainly not from the Stone Age. Impressive cave paintings, rock engravings, figurines and jewellery, all of this cannot be found in the Netherlands. We have a relatively small number of quite simple engravings in stone, bone and antler. Of more interest in a European perspective are two engravings in stone and a wooden statuette, all depicting human figures. That's why the engravings, better known as the female Dancer of Geldrop and the male Dancer of Wanssum, were regarded as possible parallels of the Venus from Bierden and presented and discussed during the Bierden Workshop meeting in Hannover. Zusammenfassung: Die Niederlande lagen immer an der Peripherie wichtiger kultureller, wirtschaftlicher und gesellschaftlicher Entwicklungen in Europa. Mit Ausnahme unseres Goldenen Zeitalters im 17. Jahrhundert sind wir nicht für einfallsreiche künstlerische Ar-beiten bekannt und schon gar nicht in der Steinzeit. Beeindruckende Felsmalereien, Stein-gravierungen, Statuetten und Schmuck, all dieses ist in den Niederlanden nicht zu finden. Wir haben eine relativ kleine Anzahl sehr einfacher Gravuren in Stein, Knochen und Geweih. Von Interesse für eine europäische Betrachtung sind zwei Gravierungen in Stein und eine höl-zerne Statuette. Sie stellen allesamt menschliche Figuren dar. Deshalb wurden die Gravu-ren, besser bekannt als die Tänzerin von Geldrop und der Tänzer von Wanssum, als mögli-che Parallelen der Venus von Bierden betrachtet und während des Bierden Workshops in Hannover diskutiert. Gravierungen aus dem Magdalénien fehlen in den Niederlanden, obwohl es im deut-schen Rheinland zahlreiche gibt. Die ältesten Darstellungen stammen aus der Federmes-serkultur. Es handelt sich um Feuersteinstücke mit geometrischen Motiven in der Rinde und als seltenes Beispiel die Tänzerin von Geldrop. Geometrische Bilder sind auch noch im frü-hen Mesolithkum zu finden und aus dieser Periode stammt der Tänzer von Wanssum. Aus dem späten Mesolithikum schließlich ist als Unikat die Holzstatuette von Willemstad anzu-führen.
2010
The mollusc fauna of the Brabant Loam (Liempde Deposit, Formation of Boxtel) is described on the basis of a review of research of the last one hundred years. Although much research was undertaken, hardly anything of it can be traced in publications. This contribution tries to fill this gap in our knowledge. Because the very varying methods of research, results are difficult to compare with each other and therefore only a review has been made with presence or absence of taxa. For the same reason, conclusions are only possible to a limited degree. Only for one location, an outcrop near Acht, do the data lend themselves for a graphical representation and an analysis of the palaeoecological developments in the section. The associations point here to a becoming wetter with a subsequent becoming dried up of a shallow pool in an open landscape with a vegetation of grasses and herbs. Seventeen locations are know from the Brabant Loam from which 35 taxa are known, 29 of which could be identified to species level. The most common species are Succinea schumacheri, Anisus leucostomus auct., Succinea oblonga s.l., Pupilla muscorum, Vertigo genesii, Gyraulus rossmaessleri and Columella columella. All associations found indicate moist to wet biotopes in an open landscape during a subarctic climate. The average number of taxa per location is 10 which is a normal number for mollusc associations indicative of cold non-marine conditions. The mollusc species present give no indication of a specific stratigraphical age other than that it concerns a cold period. Earlier published data show that the Brabant Loam dates from a late phase of Marine Isotope Stage 3. Samenvatting De molluskenfauna van de Brabantse Leem (Afzetting van Liempde, Formatie van Boxtel) wordt beschreven aan de hand van een overzicht van onderzoek uit de laatste honderd jaar. Hoewel veel onderzoek werd verricht is daar bijna niets van in publicaties terug te vinden. Deze bijdrage probeert dit hiaat in de kennis te vullen. Door de sterk variërende manier van onderzoek zijn resultaten moeilijk onderling vergelijkbaar en is alleen een overzicht met aanof afwezigheid van taxa samengesteld. Om dezelfde reden zijn conclusies alleen in beperkte mate mogelijk. Slechts van één locatie, een ontsluiting bij Acht, lenen de gegevens zich voor een grafische weergave en een analyse van de palaeoecologische ontwikkeling in een sectie. De associaties duiden hier op een vernatting met een daaropvolgende verlanding van een 180 of plants and snails ondiepe poel in een open landschap met een vegetatie van grassen en kruiden. In totaal zijn uit de Brabantse Leem van 17 locaties 35 taxa bekend waarvan er 29 tot op soortniveau gedetermineerd konden worden. Tot de meest algemene soorten behoren Succinea schumacheri, Anisus leucostomus auct., Succinea oblonga s.l., Pupilla muscorum, Vertigo genesii, Gyraulus rossmaessleri en Columella columella. Alle aangetroffen associaties wijzen op vochtige tot natte biotopen in een open landschap tijdens een subarctisch klimaat. Het gemiddeld aantal taxa per locatie bedraagt 10 wat een normaal aantal is voor molluskenassociaties indicatief voor koude niet-mariene condities. De aanwezige molluskensoorten geven geen aanwijzingen voor een specifieke stratigrafische ouderdom anders dan dat het om een koude periode gaat. Uit eerder gepubliceerde gegevens blijkt dat de Brabantse Leem dateert uit een late fase van de mariene isotopen etage 3. VAN PLANTEN EN SLAKKEN Bundel aangeboden aan Wim Kuijper als dank voor veertig jaar lesgeven en determineren L N S A collection of p pers presented to Wim Kuijper in gratitude for forty years of teaching and identifying
In September of this year, our dear friend Gijsbert ('Bert') J. Boekschoten, professor emeritus of general palaeontology at the Rijksuniversiteit Groningen and at the Vrije Universiteit Amsterdam, attains the respectable age of 80 (Fig. 1). Neither hampered, nor discouraged, by his retirement in 1998, Bert has remained an active contributor to his science and been a source of inspiration for many of us. For example, he still gives lectures within the HOVO (Hoger Onderwijs voor Ouderen = Higher Education for Elders) framework at the Vrije Universiteit Amsterdam, continues to publish papers, either by himself or with coauthors (e.g., Jianu & Boekschoten, 1999; Boekschoten, 2000, 2011, 2012), features prominently in Dutch television series (The Beagle Revisited, 2009) and actively pursues such widely divergent subjects as Devonian jellyfish from the Ardennes, milky quartz pebbles in Pleistocene gravels of southern Limburg and 'yearling' ammonites. But, above all, the story telling continues (Venhuizen, 2013). Bert is a prime example of someone who knows how best to combine an impressive erudition, a strong joie de vivre and a great sense of humour. In addition, he has always brought out the best in all of 'his' people, be it students, friends or colleagues. The greatest honour bestowed on him, by his peers, came in November 2006, when he was awarded the prestigious Van Waterschoot van der Gracht Medal by the Royal Geological and Mining Society of the Netherlands (KNGMG; Boekschoten, 2006; De Ruiter, 2006). Fifteen years ago, on the occasion of Bert's 65 th birthday, two of his former PhD students, Paul Lambers and Jo Vergoossen, edited a special issue of Geologie en Mijnbouw (Vergoossen & Lambers, 1999). This included a biographical sketch and an
Publication of the faculty of archaeology leiden university between foraging and farming an extended broad sPectrum of PaPers Presented to leendert louwe kooijmans edited by harry fokkens, bryony j. coles, annelou l. van gijn, jos P. kleijne, hedwig h. Ponjee and corijanne g. slaPPendel leiden university 2008 analecta Praehistorica leidensia This article appeared in: series editors: corrie bakels / hans kamermans copy editors of this volume: harry fokkkens, bryony coles, annelou van gijn, jos kleijne, hedwig Ponjee and corijanne slappendel editors of illustrations: harry fokkkens, medy oberendorff and karsten wentink copyright 2008 by the faculty of archaeology, leiden issn 0169-7447 isbn 978-90-73368-23-1 subscriptions to the series Analecta Praehistorica Leidensia and single volumes can be ordered exclusively at: faculty of archaeology P.o. box 9515 nl-2300 ra leiden the netherlands 10.1
In archaeological and historical geographical terms, the Salland and Achterhoek regions are among the least well known areas of the Netherlands. They still appear as ‘white spaces’ on the research maps used in both disciplines. Urbanisation, industrialisation, water management measures and nature development are rapidly beginning to take their toll on these coversand areas, and the buried history and landscape heritage they represent are coming under increasing pressure. This trend is only set to increase over the coming decades. An interdisciplinary project entitled ‘A cultural biography of the coversand landscapes in the Salland and Achterhoek regions’ has been launched in order to build a broad scientific base to allow the heritage values in the area to be dealt with in an appropriate manner in the future. The project forms part of an nwo (Netherlands Organisation for Scientific Research) incentive programme entitled ‘Protecting and Developing the Dutch Archaeological Historical Landscape’ (Bodemarchief in Behoud en Ontwikkeling). The specific academic objective is to produce a biography of this coversand landscape from the Late Palaeolithic to the beginning of the nineteenth century. By analysing existing databases and studying four areas in detail, and on an interdisciplinary basis, an attempt will be made to gain an understanding of the development of settlements and the layout and exploitation of lower-lying parts of the landscape. Together, this information will for the first time give us a comprehensive picture of the history of the coversand landscape of the eastern Netherlands. In collaboration with local authorities and civil society organisations, the researchers are now analysing how this information on our cultural heritage can be incorporated into spatial plans for the region.
Loading Preview
Sorry, preview is currently unavailable. You can download the paper by clicking the button above.
Netherlands Journal of Geosciences - Geologie en Mijnbouw, 2013
In: Ph. Crombé, M. Van Strydonck, J. Sergant, M. Bats & M. Boudin (eds.), Proceedings of the international congress “Chronology and Evolution in the Mesolithic of NW Europe”, Brussels, May 30 till June 1 2007, Cambridge Scholar Publishing: 709-725., 2010
Geologie En Mijnbouw, 2013
Proceedings of the Prehistoric Society, 2006
Netherlands Journal of Geosciences, 2016
SOILS AS RECORDS OF PAST AND PRESENT. FROM SOIL SURVEYS TO ARCHAEOLOGICAL SITES: RESEARCH STRATEGIES FOR INTERPRETING SOIL CHARACTERISTICS Proceedings of the Geoarchaeological Meeting, Bruges, 6 & 7 November 2019. Edited by J. Deák, C. Ampe and J. Mikkelsen. © Raakvlak, 2019
The Final Palaeolithic of Northern Eurasia. Proceedings of the Amersfoort, Schleswig and Burgos UISPP Commission Meetings , 2019
From the Early Preboreal to the Subboreal period - Current Mesolithic research in Europe / Vom frühen Präboreal bis zum Subboreal - Aktuelle Forschungen zum Mesolithikum in Europa. Studies in honour of Bernhard Gramsch on his 85th birthday , 2020
In: C.-J. Kind (ed.) 2006: After the Ice Age. Settlement, subsistence and social development in the Mesolithic of Central Europe, Stuttgart (Materialhefte zur Archaeologie in Baden-Wurttemberg 78), 101-118., 2006
K. Di Modica, S. Pirson & M. Toussaint (eds.), Middle Palaeolithic in North-West Europe: Multidisciplinary Approaches , 2016
Palaeohistoria 47/48 (2005/2006): 41-99., 2006